Bijdrage over het eind­rapport van de infor­mateur


20 april 2022

Door Kirsten de Wrede

De Partij voor de Dieren werd opgericht op 28 oktober 2002[4] en we groeiden gestaag. Geen plofpartij!
We voerden expressieve politiek: we probeerden bewustzijn voor diergerelateerde onderwerpen te kweken. Zo zijn we begonnen. Ondertussen is de klimaatverandering niet meer te ontkennen en heeft de hele wereld al jaren te lijden als gevolg van corona. De volgende zoönose staat al in de startblokken. Potentieel zoönotisch, zegt Marion Koopmans over de vogelgriep.

Onderdeel uitmaken van een formatie is natuurlijk een nieuwe fase voor onze partij, maar we zijn er klaar voor. Ook omdat de andere partijen er klaar voor zijn. Desondanks zijn de afgelopen weken spannend voor ons geweest en wij zijn de informateur dankbaar voor hoe hij eea in banen heeft geleid. Wij zijn blij met het advies dat er ligt. Sinds 2010 hebben we in de Groningse oppositie veel voor elkaar gekregen en met name in de afgelopen jaren hebben we goed samengewerkt met andere partijen, zoals Groenlinks, maar ook met de CU.

In de afgelopen jaren zijn genoeg visies opgeleverd. Nu moeten we het doen. En verder inkleuren. Marktwerking is onvoldoende gebleken om maatschappelijke vraagstukken op te lossen. De PvdD wil systeemverandering : meer publieke regie op maatschappelijke ontwikkelingen en dit, een sterkere rol voor publieke regie, is één van de zaken die deze beoogde coalitie natuurlijk verbindt. Wij willen geen economische groei om de groei, maar bedrijvigheid voor banen en duurzame productie. Voedseltransitie en energietransitie. En juist minder beheer op alles dat groeit en bloeit.

Een belangrijke vraag die bij de gesprekken naar voren kwam, was de vraag op welke manier we onze bewoners meenemen in al deze grote verhalen. De Partij voor de Dieren ziet dit als een grote verantwoordelijkheid voor de politiek. Niet alleen om draagvlak te creëren, maar ook om te bouwen aan dat nieuwe verhaal dat we nodig hebben, nu het economisch liberalisme toch niet het antwoord bleek te zijn op een ontzuilde en deels ontkerkelijkte samenleving.
Een tijdje geleden keek ik ’s avonds laat naar Wintergasten en eén van de gasten, een veganistisch historicus en auteur, de Israëlische auteur Harari, onder andere bekend van zijn Kleine geschiedenis van de mensheid, beschreef op een bepaald moment, met nauw verholen ontzetting, hoezeer mensen in virtualiteiten leven, in verhalen. Dat is wat de mens drijft, zegt hij. Fictie is belangrijker dan realiteit; als het koraalrif bedreigd wordt komen weinig mensen in opstand. Trek een steen uit de Klaagmuur en de pleuris breekt uit.

We hebben een nieuwe relatie nodig met alles dat buiten de directe menselijke samenleving ligt, uitgaande juíst van de intrinsieke verbondenheid die we daarmee hebben, met het klimaat, natuur, grondstoffen, de dieren. Grote verhalen, waarbij de aandacht voor het kleine, de individuele bewoner, het stadsduifje, een kalf, nooit onderbelicht mag blijven. Ook omdat dat het enige is dat we hebben. We kunnen en moeten dromen over morgen, en over ginder, maar we zijn altijd in het hier en nu.

We hebben een gemeenteraad met meer vrouwen dan mannen. We gaan de onderhandelingen in met een beoogd college met de PvdD daarin. Én de CU. Een herbezinning op het aloude rentmeesterschap. Een nieuw verhaal en dat begint in Groningen!